Hoewel de groeiende start-ups slechts 6% van de Belgische start-ups vertegenwoordigen, ontstaat 43% van de netto gecreëerde banen in deze categorie ondernemingen.
Een recente studie van de OESO over de dynamiek van de werkgelegenheidsgroei benadrukt de belangrijke bijdrage van jonge ondernemingen, en in het bijzonder van jonge kmo's, bij het scheppen van banen. Op basis van de analyse van gegevens over 18 landen en een periode van 2001 tot 2011 heeft de OESO aangetoond dat jonge ondernemingen van maximaal 5 jaar oud wereldwijd bijdragen tot een nettogroei van banen, inclusief in tijden van crisis, terwijl de categorie van oudere bedrijven een negatief nettosaldo laat optekenen. Ontslagen en banenverlies door de stopzetting van de activiteit van oudere bedrijven worden namelijk niet voldoende gecompenseerd door de creatie van werkgelegenheid.
1/5e van de werknemers is actief in jonge ondernemingen
Hoewel de jonge ondernemingen bijdragen tot de nettocreatie van banen, vertegenwoordigen de oudere bedrijven toch het grootste volume werknemers. Gemiddeld wordt, in de 18 landen die de OESO analyseerde, 61% van de banen ingenomen in ondernemingen van meer dan 10 jaar oud, 18% in ondernemingen van 6 tot 10 jaar en 21% in ondernemingen van maximaal 5 jaar. Andere vaststelling: gemiddeld zijn ongeveer 4 op de 10 bedrijven maximaal 5 jaar oud. Jonge ondernemingen zijn betrekkelijk beter vertegenwoordigd in de dienstensector dan in de nijverheid: 39% van de dienstverlenende bedrijven werd maximaal 5 jaar geleden opgericht, terwijl 27% van de nijverheidsbedrijven in dat geval is. De nieuwe dienstverlenende activiteiten zijn gemiddeld goed voor 23% van de banen in deze sector (14% in de industrie).
Onderverdeling van de ondernemingen en banen volgens de leeftijd van de onderneming, 17 lidstaten van de OESO en Brazilië, gemiddelden 2001 tot 2011
Jonge bedrijven creëren de helft van de nieuwe banen na oprichting
Jonge bedrijven van 1 tot 5 jaar dragen bij tot de creatie van 50% van de nieuwe banen in de privésector maar zijn verantwoordelijk voor slechts 25% van de banenverliezen. De jonge ondernemingen met minder dan 50 werknemers (kmo's) zijn op hun beurt goed voor 41% van de gecreëerde en 21% van de verloren banen.
Jonge bedrijven die actief zijn in de dienstensector dragen proportioneel meer bij tot de creatie van werkgelegenheid (52%) dan jonge nijverheidsbedrijven (42%) maar genereren meer banenverlies (29% tegenover 17%).
Onderverdeling van de creatie en het verlies van banen volgens de leeftijd van de ondernemingen en de sector, 17 lidstaten van de OESO en Brazilië, gemiddelden 2001 tot 2011
Hoewel de bijdrage van jonge Belgische kmo's tot de creatie van banen na de start-up van de onderneming, vergelijkbaar is met het gemiddelde van de 18 geanalyseerde landen (39% voor België, 41% voor de 18 landen), onderscheidt België zich door een aandeel van jonge kmo's in het banenverlies dat aanzienlijk lager ligt (15%) dan het gemiddelde (21%). Deze positieve dynamiek weerspiegelt zich ook in de groeicijfers van de werkgelegenheid van jonge bedrijven na oprichting. België heeft het hoogste cijfer van de 18 geanalyseerde landen, nl 12%. Dat is het dubbele van het geobserveerde gemiddelde.
Ondanks deze zeer gunstige dynamiek, blijft het aandeel van jonge Belgische kmo's in de totale tewerkstelling vrij laag (11%) ten opzichte van de cijfers in de andere landen die de OESO heeft geanalyseerd (gemiddeld 17%). Hoewel België mooie resultaten neerzet qua groei van de werkgelegenheid bij jonge bedrijven, heeft het land moeite om een duurzame groei van de oprichting van ondernemingen neer te zetten. Zo loopt het tal van positieve effecten voor de werkgelegenheid mis, hetzij rechtstreeks (op het ogenblik van de oprichting), hetzij onrechtstreeks (wanneer de onderneming zich verder ontwikkelt). Voor de meeste geanalyseerde landen is de komst van nieuwe bedrijven op de markt een veel grotere bron voor de creatie van werkgelegenheid dan het onrechtstreekse effect. België lijkt deze rechtstreekse bron voor jobcreatie echter niet voldoende te benutten: de banen die nieuwe ondernemingen bij hun start-up creëren en de banen die bestaande jonge bedrijven genereren dragen in gelijke mate bij tot de nettogroei van de werkgelegenheid van de ondernemingen die maximaal 5 jaar oud zijn.
Aandelen van de jonge kmo's in de banen, creatie en verlies van banen per land, 17 OESO-lidstaten en Brazilië, gemiddelden 2001 tot 2011
Focus op groeiende start-ups
Na de economische en financiële crisis is het aandeel van start-ups (≤ 2 jaar) in het totale aantal actieve ondernemingen in België de laatste jaren fors gedaald. Van 16% in 2001-2003 ging het aandeel van start-ups naar 18% in 2004-2006 om vervolgens geleidelijk te dalen tot een relatief laag cijfer van 12% in 2010-2011.
De statistische analyses van de OESO met betrekking tot microstart-ups (0 tot 9 werknemers) tonen ons echter dat een zeer laag percentage jonge ondernemingen (6%) voor 43% bijdraagt tot de nettocreatie van banen van de start-ups in België tijdens de periode na hun oprichting (3 jaar). Deze jonge zogenaamde "groeiende" micro-ondernemingen zijn in 3 jaar tijd naar een hogere werkgelegenheidsklasse gegaan (minstens 10 werknemers) terwijl andere start-ups in de loop van deze periode niet van werkgelegenheidsklasse zijn veranderd (77%) of hun activiteiten hebben gestaakt (17%).
Aandeel van de start-ups (≤ 2 jaar) in de actieve bedrijven, per land, 17 OESO-lidstaten en Brazilië, 2001 tot 2011
Hoewel de studie van de OESO over de dynamiek van de werkgelegenheidsgroei talloze vragen oproept, zou ze ons er op zijn minst toe moeten aanzetten de ondernemersgeest in België nog meer te stimuleren en acties die steun bieden aan start-ups met groeipotentieel verder te zetten. Alleen zo kunnen we de positieve effecten van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten op de evolutie van de werkgelegenheid optimaal benutten.
Bron: The Dynamics of Employment Growth, OESO